Als je op wintersport gaat, rijd je meestal het laatste stuk naar je bestemming door de bergen. De één verheugt zich hierop, terwijl de ander dit laatste stuk van de reis spannend vindt. Rijden in de bergen vereist ervaring en techniek. Niet dat het per se heel moeilijk is, maar het is sowieso heel anders dan rijden op de vlakke wegen hier in Nederland. Vergeet bijvoorbeeld het zuinige rijden in een hoge versnelling, maar laat je auto lekker toeren maken tijdens de klim. In dit weblog geven we je tips om veilig en gecontroleerd te rijden in de bergen.
#1. Oefen de hellingproef
De kans is groot dat je tijdens een klim een keer moet stoppen en weer optrekken. Oefen daarom voor je naar de bergen vertrekt de hellingproef. Zorg ervoor dat je koppeling zo min mogelijk 'slipt' en je goed gebruik maakt van de handrem.
#2. Stijgend verkeer heeft voorrang
Sommige bergwegen zijn zo smal dat je een tegenligger de ruimte moet geven. De algemene regel hier geldt; stijgend verkeer heeft voorrang. Dit heeft te maken met het feit dat stijgend verkeer lastiger weer in beweging komt. In de praktijk komt het soms voor dat het voor stijgend verkeer makkelijker is om uit te wijken, doe dit dan ook.
#3. Klimmen in een lage versnelling
Als je een berg oprijdt, is het belangrijk dat je nooit in een te hoge versnelling klimt. Voel je dat je auto niet meer versnelt als je het gaspedaal indrukt, schakel dan op tijd terug. Je mag de motor best horen ronken, dat is juist goed. Probeer voor te stellen hoe het is om in een te hoge versnelling op de fiets een berg op te klimmen. Je zal dan snel oververhit raken, ditzelfde gebeurt met je automotor als je in een te hoge versnelling rijdt. In de bergen rijd je vooral in de 2e en 3e versnelling.
#4. Dalen in dezelfde versnelling als de klim
Het is belangrijk om nooit te snel de berg af te dalen. Vuistregel is dat je in dezelfde versnelling afdaalt als dat je klimt. Hierdoor ga je niet te snel en maak je gebruik van je motor om af te remmen.
#5. Remmen op de motor
Dit is eigenlijk een vervolg op #2. Zorg ervoor dat je auto tijdens het afdalen remt op de motor. Als je je voet van het gas haalt, hoort de auto af te remmen. Is dit niet het geval, schakel dan terug. Bij teveel remmen met het rempedaal kunnen de remmen oververhit raken.
#6. Schakel op tijd terug voor de haarspeldbocht en kijk naar boven/beneden
De meeste haarspeldbochten kun je in de tweede versnelling nemen. Rem op tijd en schakel ruim voor de bocht terug, zodat je ontkoppeld en met de juiste snelheid de bocht nadert. Kijk bij het dalen altijd wat verder naar beneden in de bocht en bij het stijgen omhoog. Op deze manier kun je op tijd anticiperen op het andere verkeer. Tevens voorkom je dat je 'klem' komt te staan met een vrachtwagen of bus in een haarspeldbocht.
#7. Houd rekening met een langere remweg
Als je voor het eerst in de bergen rijdt, rem dan een paar keer als je afdaalt. Op die manier voel je al snel hoeveel meer remweg je nodig hebt. Het is aan te raden om ook vaker iets harder te remmen in plaats van steeds een beetje je rempedaal in te drukken.
#8. Kies voor de bergversnelling als je in een automaat rijdt
Een automaat kiest op vlakke wegen de juiste versnelling, maar zodra je stijgt of daalt gaat dit meestal mis. Je rijdt dan in een te hoge versnelling. Maak dus gebruik van de bergversnellingen of de flippers op je stuur. Zorg net als bij een auto met een versnellingsbak, dat je altijd in een lage versnelling klimt en daalt.
Let op met parkeren...
Wil je stilstaan op een helling of parkeren, zorg er dan voor dat je wielen de juiste kant op staan. Draai je voorwielen (heuvelafwaarts) of je achterwielen (heuvelopwaarts) richting de bergwand of vangrails. Staat je auto met de neus bergopwaarts, zet 'm dan op de handrem en in de eerste versnelling. Parkeer je met de neus naar het dal, zet 'm dan in z'n achteruitversnelling en op de handrem. Pas op met de handrem bij temperaturen onder de nul, deze kan dan bevriezen.